Inhoudsopgave

In deze casus is de vraag aan de orde of de transitievergoeding verschuldigd is in geval van opzegging van de arbeidsovereenkomst onder het gelijktijdig sluiten van een nieuwe arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever voor een andere functie.

Werkneemster is sinds 1 januari 2002 in dienst als lerares. In januari 2013 heeft werkneemster zich ziek gemeld en op 23 oktober 2014 heeft zij een WIA uitkering aangevraagd. Vervolgens heeft het UWV geoordeeld dat werkneemster vanaf 11 juni 2015 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering. Werkneemster is voor 48,49% arbeidsongeschikt bevonden.

Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat werkneemster zal gaan werken als onderwijsassistente in plaats van lerares met een werktijdfactor van 0,8 waar dit eerder 1,0 was. Haar nieuwe functie als onderwijsassistent is overigens een functie met een betrekkingsomvang die overeenkomt met haar restvaliditeit.

In het verleden werd binnen de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gesproken van benoemingen en ontslagen bij akte in plaats van het respectievelijk aangaan of opzeggen van een arbeidsovereenkomst. Het betreffende schoolbestuur hanteerde dan ook deze ‘ouderwetse’ termen bij de door partijen overeengekomen constructie, die als volgt werd vormgegeven:

-op 13 juli 2015 werd een akte van ontslag aan werkneemster verleend. In deze akte staat vermeld dat haar met ingang van 1 augustus 2015 ontslag wordt verleend wegens langdurige arbeidsongeschiktheid;

-vervolgens werd op diezelfde 13e juli aan werkneemster een akte van benoeming verleend waarin zij per 1 augustus 2015 werd benoemd tot onderwijsassistente.

Nadat aan bovengenoemde constructie uitvoering werd gegeven stelt werkneemster zich op het standpunt dat er sprake is van een opzegging zijdens werkgever en dat om deze reden de transitievergoeding verschuldigd zou zijn. Hierop verzoekt werkneemster de kantonrechter om haar werkgever te veroordelen tot (onder meer) betaling van de transitievergoeding welke in geval van werkneemster € 51.135,14 bedraagt.

De werkgever stelt zich op het standpunt dat geen transitievergoeding verschuldigd is omdat er geen sprake is van een ontslag en er aldus nimmer is opgezegd. De werkgever geeft bovendien aan dat er sprake is van een herbenoeming en dat ‘de akte van ontslag’, die overigens slechts als formaliteit is afgegeven, slechts zag op de functie en niet op de organisatie.

Bij beantwoording van de vraag of in de onderhavige situatie een transitievergoeding verschuldigd is, geeft de kantonrechter aan dat de discussie zich in deze casus toespitst op de vraag of de arbeidsovereenkomst is beëindigd en daarna een nieuwe arbeidsovereenkomst is aangegaan, ofwel dat de arbeidsovereenkomst niét is beëindigd maar in gewijzigde vorm is voortgezet.

De kantonrechter volgt de werkgever in haar standpunt dat de arbeidsovereenkomst door de akte van ontslag niet is opgezegd. Feitelijk is de arbeidsovereenkomst niet beëindigd en opnieuw aangegaan, maar ononderbroken voortgezet (zij het onder gewijzigde voorwaarden). De stelling van werkneemster dat de arbeidsovereenkomst met de akte van ontslag is opgezegd, wordt dan ook van de hand gewezen omdat met de eerder genoemde aktes uitsluitend de herplaatsing binnen de organisatie werd vormgegeven. “Wezen gaat voor schijn” aldus de kantonrechter.

De kantonrechter trekt vervolgens, onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij de Wet Werk en Zekerheid, ten aanzien van de transitievergoeding de conclusie dat de transitievergoeding niet is bedoeld voor situaties waarin enkel sprake is van een herplaatsing (die overigens aansluit bij de re-integratieverplichtingen van de werkgever uit de van toepassing zijnde cao). “In de Memorie van Toelichting, waar partijen ook naar verwijzen, is te lezen dat de transitievergoeding enerzijds bedoeld is als compensatie voor het ontslag en anderzijds om de werknemer met behulp van de hiermee gemoeide financiële middelen in staat te stellen de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken. De arbeidsovereenkomst is niet beëindigd en van een transitie naar een andere baan is dus ook geen sprake.”

De slotsom is dat de kantonrechter het verzoek van werkneemster afwijst.

Kantonrechter Rotterdam, 5 januari 2016, gepubliceerd op 4 april 2016.

ECLI:NL:RBROT:2016:2465

Hebt u een arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact met ons op. Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen? Meld u aan voor onze periodieke legal updates of volg ons op LinkedIn en Twitter.

Deze blog is geschreven door Jurriën Hemstede.

Deel dit artikel:

Advocaten van nu

Met een team van professionele advocaten helpen wij u graag met uitdagende zaken.

Neem contact met ons op voor een gesprek en ontdek wat wij voor u kunnen betekenen!

Brantjes Advocaten. Advocaten van nu