Inhoudsopgave

Ingevolge de Wet werk en zekerheid zijn werkgevers per 1 juli 2015 wettelijk verplicht om werknemers in staat te stellen om scholing te volgen ten behoeve van hun eigen functie, dan wel scholing voor een andere functie binnen de organisatie van de werkgever als de eigen functie niet langer kan worden verricht. Dit volgt uit het nieuwe artikel 7:611a BW.

Er is geen verplichting voor werkgevers om werknemers scholing te laten volgen gericht op werk buiten de bestaande arbeidsovereenkomst. Wel kunnen kosten die een werkgever maakt in het kader van het verbeteren van de “employability” van een werknemer – de zogenoemde “inzetbaarheidskosten” – bij ontslag onder voorwaarden in mindering worden gebracht op de aan de werknemer te betalen transitievergoeding. Dit volgt uit artikel 7:673 lid 6 BW.

Bij besluit van 23 april 2015 (het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding) heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de voorwaarden vastgesteld waaronder een werkgever gemaakte inzetbaarheidskosten in mindering kan brengen op de transitievergoeding.

HIERVOOR GELDEN 10 VOORWAARDEN:

1. De in mindering te brengen kosten moeten schriftelijk zijn gespecificeerd en medegedeeld aan de werknemer;
2. De werknemer moet schriftelijk hebben ingestemd met het in mindering brengen van de inzetbaarheidskosten;
3. Het moet gaan om kosten die zijn gemaakt door de werkgever die de transitievergoeding verschuldigd is, en ten behoeve van de werknemer aan wie de transitievergoeding verschuldigd is. Als bijvoorbeeld sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap dan kan de nieuwe werkgever niet de door de oude werkgever gemaakte inzetbaarheidskosten in mindering brengen;
4. De werkgever mag niet de loonkosten die zijn gemaakt gedurende de tijd dat de werknemer de opleiding volgt in mindering brengen;
5. De kosten moeten in redelijke verhouding staan tot het doel waarvoor de kosten zijn gemaakt;
6. De kosten zijn gemaakt tijdens of na periode waarover de transitievergoeding wordt berekend. Voor het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding wordt gekeken naar het aantal dienstjaren van de werknemer. Sommige dienstjaren tellen daarbij niet mee, bijvoorbeeld als sprake is geweest van een onderbreking van het dienstverband van meer dan 6 maanden (of meer dan 3 maanden bij arbeidsovereenkomsten van vóór 1 juli 2015, zie ons eerdere blog hierover);
7. De kosten kunnen niet worden verhaald op een derde (bijvoorbeeld een opleidingsfonds van de werkgever);
8. De kosten kunnen niet worden verhaald op de werknemer (bijvoorbeeld door middel van een studiekostenbeding);
9. De kosten zijn gemaakt ter bevordering van de inzetbaarheid van de werknemer buiten de organisatie van werkgever. Zodra de verworven kennis en vaardigheden worden aangewend om een functie bij de werkgever uit te oefenen zijn de kosten niet meer aftrekbaar. Volgens de Minister valt hieronder niet het incidenteel gebruikmaken van de kennis en kunde, bijvoorbeeld bij het incidenteel en kortstondig vervangen van een zieke werknemer.
10. De kosten zijn gemaakt in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de dag waarop werkgever de transitievergoeding verschuldigd is (de einddatum van de arbeidsovereenkomst).

Het loont de moeite om, voordat u als werkgever een opleiding voor een werknemer bekostigt, de afspraken daarover goed schriftelijk vast te leggen en om te beoordelen of de opleidingskosten – met het oog op bovenstaande voorwaarden – in mindering kunnen worden gebracht op een later te betalen transitievergoeding.

Deel dit artikel:

Advocaten van nu

Met een team van professionele advocaten helpen wij u graag met uitdagende zaken.

Neem contact met ons op voor een gesprek en ontdek wat wij voor u kunnen betekenen!

Brantjes Advocaten. Advocaten van nu