Dennis Jolly
Faillissement van de VOF: wat betekent dit voor haar vennoten?
12-05-2015
De Hoge Raad gaat om. In zijn arrest van 6 februari 2015 oordeelt hij dat het faillissement van de vennootschap onder firma (VOF) niet noodzakelijkerwijze het faillissement van iedere vennoot tot gevolg heeft. Welke overwegingen liggen aan het oordeel van de Hoge Raad ten grondslag en welke gevolgen heeft het arrest voor de praktijk?
OVERWEGINGEN VAN DE HOGE RAAD
Aangezien schuldeisers van een VOF de vennoten kunnen aanspreken voor eventuele schulden, werd tot op heden in de rechtspraak aangenomen dat het faillissement van de VOF automatisch met zich bracht dat de vennoten ook failliet werden verklaard. De Hoge Raad is op deze regel teruggekomen met de volgende overwegingen:
• Ten aanzien van de verhouding tussen de VOF en de vennoten bepaalt de Faillissementswet niet meer dan dat de aangifte tot faillietverklaring ook de naam en woonplaats van de vennoten dient te vermelden, zodat uit de Faillissementswet niet kan worden afgeleid dat het faillissement van de VOF tevens het faillissement van de vennoten meebrengt;
• Indien de VOF failliet verklaard wordt, zal het faillissement van de vennoten doorgaans onvermijdelijk zijn, maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. Een vennoot kan namelijk voldoende solvabel zijn om niet alleen zijn eigen schuldeisers, maar ook die van de vennootschap geheel te voldoen. Wanneer hij dat niet of niet volledig doet, betekent dat niet noodzakelijkerwijze dat hij heeft opgehouden te betalen;
• Handhaving van de verworpen regel is niet meer op zijn plaats gezien de invoering van de wettelijke schuldsaneringsregeling per 1 december 2008. Dit brengt mee dat vennoten (natuurlijke personen) die een wsnp-verzoek (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) hebben ingediend, niet zonder meer failliet verklaard dienen te worden indien het faillissement van de VOF wordt uitgesproken;
• In de EU-Insolventieverordening ligt besloten dat de rechter ten aanzien van elke schuldenaar afzonderlijk de internationale bevoegdheid tot het openen van een insolventieprocedure dient te beoordelen. De verworpen regel is hiermee niet te verenigen indien de vennootschap in Nederland is gevestigd en de vennoten in een andere lidstaat of andere lidstaten wonen;
• Tenslotte staat het op gespannen voet met de aan artikel 6 EVRM ten grondslag liggende beginselen om een vennoot in privé failliet te verklaren, zonder dat dit ook ten aanzien van hem afzonderlijk is verzocht en zonder dat is onderzocht of hij ook in privé verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen.
GEVOLGEN VAN HET ARREST VOOR VOF IN DE PRAKTIJK
In de praktijk betekent het voorgaande onder meer dat wanneer een schuldeiser niet alleen het faillissement van een VOF, maar ook dat van haar vennoten wenst aan te vragen, hij dat ten aanzien van de vennoten afzonderlijk dient te doen. De rechter dient vervolgens ook afzonderlijk te beoordelen of aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan. De rechter behoeft echter niet tegelijkertijd op alle ingediende verzoeken te beslissen.
Doordat het verzoek om faillietverklaring van de VOF in de nieuwe situatie niet langer gekoppeld is aan dat van iedere vennoot, kan de afwikkeling van het faillissementsverzoek ten aanzien van de VOF niet langer worden opgehouden door de behandeling van een schuldsaneringsverzoek van een vennoot. Een dergelijk verzoek werd in het verleden wel eens gedaan door een vennoot met het doel om het faillissementsprocedure van de VOF te traineren.
Dat deze truc in de nieuwe situatie geen zin meer heeft, is een voordeel voor schuldeisers die een faillissementsverzoek hebben gedaan en er baat bij hebben dat de curator snel met het beheer van de boedel wordt belast. Als nadeel voor de schuldeiser kan worden aangemerkt dat het faillissementsverzoek van de VOF een minder effectief drukmiddel (om betaling te verkrijgen) zal zijn dan voorheen, nu de vennoten daarmee niet automatisch een faillissement boven het hoofd hangt.