Inhoudsopgave

Wat is conservatoir bewijsbeslag en wanneer kan het van pas komen?

Conservatoir bewijsbeslag is de beslaglegging op bescheiden en andere gegevensdragers (waaronder digitale bestanden en ander materiaal) die zich onder een ander bevinden, om deze voor het doel van bewijslevering in een latere procedure te bewaren.

In een procedure is het van essentieel belang om uw stellingen te kunnen bewijzen. Het kan voorkomen dat een andere partij bewijsstukken in zijn of haar bezit heeft die u hiervoor nodig heeft. Het is in dat geval belangrijk dat deze bewijsstukken niet ‘kwijt raken’. Om bewijsstukken zeker te stellen, kan er in IE-zaken (geschillen over intellectuele eigendomsrechten, zoals auteursrechten of merkrechten) na verlof van de rechter bewijsbeslag worden gelegd. Dit is voor IE-zaken in de wet geregeld (artikelen 1019b lid 1 jo. 1019c lid 1 Rv). Op die manier kan een partij nog vóór het uitbrengen van een dagvaarding en voordat de wederpartij van een dreigende procedure op de hoogte is, bewijsstukken veilig stellen waarover zij niet zelf beschikt.

Conservatoir bewijsbeslag ook mogelijk in niet-IE-zaken?

Waar er in IE-zaken een wettelijke grondslag is voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag, ontbreekt deze voor niet-IE-zaken. Lange tijd is er in literatuur en jurisprudentie gediscussieerd over de vraag of er niet toch een grondslag in de wet gevonden kan worden voor bewijsbeslag in andere zaken. De meningen waren verdeeld. Via de algemene regels van het beslagrecht zochten advocaten de weg naar het bewijsbeslag en in lagere rechtspraak werd deze ook regelmatig gevonden. Het probleem was echter dat rechters verschillend met het leerstuk omgingen, zodat de slagingskansen niet goed te voorspellen waren en er rechtsonzekerheid ontstond.

In december 2012 heeft een voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad voorgelegd, namelijk of conservatoir bewijsbeslag, zoals dat voor IE-zaken is geregeld in de wet, ook mogelijk is in niet-IE-zaken. Aanleiding hiervoor was een geschil waarbij – kort gezegd – Partij A Partij B het verwijt maakte dat zij vertrouwelijke en/of onjuiste informatie aan Partij C zou hebben verstrekt, waardoor een transactie Partij A en Partij C niet is doorgegaan. Partij B zou dat hebben gedaan met het oogmerk zichzelf te bevoordelen. Partij B zou over 16.000 e-mails beschikken waarmee Partij A haar gelijk zou kunnen aantonen, maar Partij B was niet bereid om die e-mails vrijwillig te verstrekken. Partij A wilde om die reden conservatoir beslag leggen op deze e-mails. De Hoge Raad heeft de prejudiciële vraag van de voorzieningenrechter in zijn arrest van 13 september 2013 bevestigend beantwoord. Hoewel de wet geen expliciete grondslag biedt voor een dergelijke beslaglegging, ziet de Hoge Raad wel voldoende grondslag in artikel 730 Rv (beslag op goederen/zaken) in combinatie met artikel 843a Rv (recht op inzage in bescheiden).

Welke voorwaarden heeft de Hoge Raad hieraan verbonden?

In dit arrest heeft Hoge Raad richtlijnen gegeven die ertoe strekken het bewijsbeslag “met adequate, en effectieve waarborgen te omringen en willekeurige inmenging en misbruik te voorkomen, en om ervoor te zorgen dat eventuele schadelijke gevolgen daarvoor voor de wederpartij of de derde onder wie de beslaglegging plaatsvindt, binnen redelijke grenzen blijven”. Zo kan een bewijsbeslag slechts plaatsvinden als aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. Daarmee wordt gewaarborgd dat het verzoek getoetst wordt aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en dat het bewijsbeslag niet ontaardt in een fishing expedition. De verzoekende partij moet voldoende belang hebben bij een conservatoir bewijsbeslag, de bescheiden moeten verband houden met de rechtsbetrekking in geschil en in het beslagrekest moeten de in beslag te nemen bescheiden zo precies mogelijk omschrijven. Het beslag mag ook slechts op die specifieke bescheiden worden gelegd. Verder moet de verzoekende partij gegronde vrees voor verduistering stellen.

Voorts benadrukt de Hoge Raad dat het rechterlijke verlof om het bewijsbeslag te leggen geen verdergaande aanspraken geeft dan de bewaring van de in beslag genomen bescheiden. De beslaglegger heeft dus geen recht op afgifte, inzage of afschrift van de in beslag genomen bescheiden. De deurwaarder die het bewijsbeslag legt, moet de bescheiden bewaren (of doen bewaren) totdat de rechter in de procedure die volgt op het beslag, op de voet van artikel 843a Rv heeft besloten dat er in bepaalde stukken inzage of afschrift moet worden verschaft. Tot slot dienen er voldoende waarborgen te zijn voor de bescherming van vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens.

Conclusie

De Hoge Raad heeft met dit arrest een einde gemaakt aan de discussie over het bewijsbeslag in niet-IE-zaken en geeft de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, ook in andere civiele procedures bewijsmiddelen in een vroeg stadium veilig te stellen.

Heeft u vragen over de mogelijkheid tot het leggen van bewijsbeslag en wat dit voor uw bewijspositie zou kunnen betekenen, dan staan wij vanzelfsprekend tot uw beschikking voor verdere advisering op maat.

Deel dit artikel:

Advocaten van nu

Met een team van professionele advocaten helpen wij u graag met uitdagende zaken.

Neem contact met ons op voor een gesprek en ontdek wat wij voor u kunnen betekenen!

Brantjes Advocaten. Advocaten van nu