Wetsvoorstel bevoegdheden ondernemingsraad bij beloningen bestuurders
21-06-2016
Op 16 juni 2016 heeft Minister Asscher een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de bevoegdheden van de ondernemingsraad (OR) met betrekking tot beloningen van bestuurders. Als de wet wordt aangenomen, dan worden grote ondernemingen (>100 werknemers) verplicht ten minste eenmaal per jaar in overleg te gaan met de OR over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaarden binnen de onderneming, inclusief die van het bestuur. Ook moet de jaarlijkse ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden van het personeel worden besproken.
Inhoud van het wetsvoorstel
Concreet schrijft het wetsvoorstel voor dat een ondernemer die een onderneming in stand houdt waarin ten minste 100 personen werkzaam zijn, ten minste eenmaal per jaar met de OR in overleg moet gaan over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken van het personeel en bestuurders. Daarbij moet ook worden gekeken naar de ontwikkelingen daarin ten opzichte van het voorgaande jaar. Het wetsvoorstel schrijft niet voor dat de vergoedingen die worden verstrekt aan een eventueel toezichthoudend orgaan, bijvoorbeeld een raad van commissarissen, met de OR moeten worden besproken.
Op dit moment is het zo geregeld dat een ondernemer ten minste één keer per jaar de OR moet voorzien van schriftelijke informatie over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken van het personeel en het bestuur, alsmede over de vergoedingen die aan toezichthouders worden verstrekt (art. 31d lid 2 WOR). De OR kan de arbeidsvoorwaarden, inclusief beloningen, van het personeel en het bestuur dan zelf op de agenda zetten. Met de wetswijziging hoeft de OR dat laatste niet meer te doen – de ondernemer is dan verplicht de arbeidsvoorwaarden van het personeel en het bestuur (en de ontwikkeling daarvan) in de OR-vergaderingen te bespreken, onafhankelijk van de vraag of de OR dat punt heeft laten agenderen.
Het wetsvoorstel beoogt overigens geen advies- of instemmingsrecht aan de OR te geven. De beloning van bestuurders is (en blijft) in beginsel een aangelegenheid van de eigenaren/aandeelhouders, aldus de Minister.
Aanleiding
De aanleiding voor het wetsvoorstel is tweeledig. Ten eerste constateert de Minister maatschappelijke en politieke onvrede over als onevenredig ervaren stijgingen van de beloningen van bestuurders, daarbij wijzend op gevallen waarin werknemers met een ‘nullijn’ of slechts een beperkte salarisverhoging werden geconfronteerd. Bovendien zouden bestuurdersbeloningen vooral gebaseerd zijn op de omvang van de onderneming, de winstgevendheid en de aandelenkoers, terwijl de maatschappelijke discussie een grotere rol zou eisen voor duurzaamheid als beloningscriterium.
Ten tweede stelt de Minister dat OR-leden vanwege de hiërarchische verhouding over het algemeen een drempel zouden ervaren om bestuurdersbeloningen op eigen initiatief aan te kaarten binnen overlegvergaderingen.
Kritiek van Raad van State
Naar aanleiding van het wetsvoorstel heeft de Raad van State vorig jaar een advies gegeven. Het advies is vorige week samen met het wetsvoorstel gepubliceerd. De Raad van State heeft op drie punten kritiek geuit op het wetsvoorstel. Ten eerste zou onvoldoende duidelijk zijn wat precies onevenwichtige en onevenredige beloningsverschillen zouden zijn en in hoeverre beloningsverschillen in de praktijk schadelijk zouden zijn voor arbeidsverhoudingen. Ten tweede zouden ondernemers onder de huidige wetgeving al verplicht zijn om beloningen te bespreken tijdens OR-vergaderingen. Ten derde vraagt de Raad van State zich af of OR-leden met deze wetswijziging eerder geneigd zullen zijn bestuurdersbeloningen ter sprake te brengen. De Raad van State signaleert dat de wet zelfs de “false sense of security” met zich kan brengen dat bestuurdersbeloningen in orde zijn omdat de OR er niets over heeft gezegd tijdens de overlegvergadering. Een ongewenst neveneffect.
Ondanks het advies van de Raad van State heeft de Minister het wetsvoorstel toch ingediend bij de Tweede Kamer. In zijn reactie op het advies wijst de Minister onder meer op een door de Stichting MNO verricht onderzoek waaruit blijkt dat bijna 2/3 van de aangesloten ondernemingsraden schriftelijk informatie ontvangt over de arbeidsvoorwaarden, waaronder die van het bestuur, maar dat bij slechts 1/5 ook daadwerkelijk discussie hierover plaatsvindt met het bestuur. De Minister ontkent verder niet dat uit de huidige wetgeving al een overlegverplichting zou voortvloeien, zoals door de Raad van State gesteld, maar wenst deze overlegverplichting met deze wetswijziging steviger tot uitdrukking te brengen en ziet dit als een stap in het proces van bewustwording over deze materie.
De Tweede Kamer zal zich nu buigen over het wetsvoorstel. Het is op dit moment niet te voorspellen wanneer een beslissing over deze wet zal worden genomen.
Hebt u vragen over medezeggenschap? Neem contact met ons op. Op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen? Meld u aan voor onze periodieke legal updates, of volg ons op LinkedIn of Twitter.
Deze blog is geschreven door Maurits van Buren, advocaat bij Brantjes Advocaten